Sumo-worstelen, zonaanbidders en een bijzondere trip

25 november 2018 - Guwahati, India

Arunachal Pradesh. Probeer dat maar eens te zeggen als je een vergunning wil. Aru-na-chal Pra-desh. Yesh. Het is een van de 7 deelstaten van de meest noordoostelijke staat van India. Die rare punt naast Bangladesh. Iedere deelstaat heeft z'n eigen culturen en stammen, soms wel meer dan 20. Arunachal Pradesh grenst aan China, vandaar dat de regering wil weten wie er rondreist. Ik moet een paar dagen op mijn vergunning wachten en bezoek ondertussen een Hindu tempel. Zoals bij veel tempels is het netjes schoenen uit en op blote voeten rondlopen. Op een gegeven moment loop ik door een gebouwtje waar het eigenaardig zoet ruikt. Aan de andere kant lees ik het bordje: 'sacrificial pit' Right, ik ga mijn voeten even wassen. Niet veel later, terwijl ik op een trapje water drink, worden er twee geitjes naarbinnen gedragen. Vlakbij, net achter een muurtje, zie ik nog net hoe de geitjes aan hun achterpoot worden opgetild, waarna het gemekker ophoudt. Oef...

Op de dag dat ik mijn vergunning krijg, word ik gebeld. Het gaat wat langer duren. Maar ik heb mijn busticket al geboekt. Ik krijg het nummer van 'the boss' en een half uur later staat de vergunning in mijn WhatsApp. En nee, daar heb ik niks extra's voor betaald. Die middag nog pak ik de bus naar Tezpur. Er zitten behoorlijk wat slingers in de weg en al snel worden de plastic zakjes uitgedeeld. Veel mensen hier hebben last van wagenziekte. De geur wordt er niet beter op.

De volgende ochtend is het vroeg vertrekken, ditmaal in een Sumo. Het is een merk jeeps waar 10 passagiers in passen. Liever gezegd, in worden geduwd. Ik heb echter geluk, want bij mij op de bank zitten we met 3 in plaats van 4 mensen. Helaas denkt de man naast mij nogal veel beenruimte nodig te hebben. Dat hij een kop kleiner is maakt blijkbaar niet uit. De rest van de rit zijn we in een stil gevecht verwikkeld. Ik noem het: Sumo-worstelen. Tijdens de stops klets ik met de andere passagiers. Altijd dezelfde vragen: Where you going? Where you from? You travel alone? (meewarige blik) You single? (Nog meewarigere blik). Een van de passagiers is in pak, draagt een cowboy hoed en heeft een pilotenbril op z'n neus. In gedachten zie ik er al de strohalm bij. Het blijkt dat hij inspecteur bij de politie is. Over stereotype gesproken.

image

De tocht gaat slingerend de bergen in, eerst langs met jungle begroeide bergen en vervolgens dennenbos. We doen bijna 10 uur over de 180 Km. Rond een uur of 4 komen we aan in Dirang. Een rondje door het dorp leert me dat ze hier het National Research Center on Yaks hebben. Mijn twijfel of ik een dag blijf is echter al snel weg. Er is hier weinig bijzonders te beleven.

De dag erna zit ik in een totaal volle Sumo, helemaal achterin. Het dak loopt iets schuin af en al na 10 minuten heb ik last van mijn nek. Dit ga ik niet nog een paar uur volhouden. Als we stoppen vraag ik een aantal passagiers of ze willen ruilen. Maar niemand heeft daar trek in. Terwijl ik sta te wachten raak ik aan de praat met Jim, een Amerikaan en een van de weinige westerlingen hier. Bij hem in de jeep is meer ruimte en zijn chauffeur vraagt of ik mee wil rijden. Maar al te graag! De tocht gaat over de Se La pas, op 4300 meter. Het is bijzonder koud en er ligt ijs op de weg. Het landschap is ondertussen rotsachtig en kaal geworden. Na uurtje of 6 komen we aan in Tawang, vlakbij de grens met Bhutan en China. Het is een typisch Boeddhistisch dorpje, met gebedsvlaggen en -molens in iedere straat.

image

Ook in Tawang is het 's nachts erg koud en ik ben blij met mijn drie dekens. Bij het opstaan is het snel wat emmers warm water over me heen en dan een dikke trui en jas aan. Gelukkig wordt er warme thee gebracht. Na het ontbijt ga ik met Jim op verkenningstocht. Eerst naar het klooster bovenaan het dorp. Het is een van de grootste kloosters van Azië, met 500 monniken die er studeren. We dwalen door het eeuwenoude complex, maar afgezien van wat jonge monniken zijn er weinig mensen.

image

Op onze weg terug eten we bij een klein restaurantje. We raken aan de praat met een monnik (later lees ik dat de Dalai Lama zelf hem als de reïncarnatie van een belangrijke monnik heeft erkent) die daar een school opzet en zich afvraagt hoe hij buitenlandse leraren kan aantrekken. Van hem horen we ook dat overdag de meeste monniken studeren of in de dorpen in de omgeving zijn. We krijgen een lift van hem naar een groot boeddhabeeld. Twee militairen komen aansloffen. Ik verwacht dat ze om mijn vergunning vragen, maar ze willen een selfie met ons. Eh.. ja, tuurlijk.

Zodra ik de volgende dag wakker word trek ik kleren en een dikke jas aan. Mijn telefoon vertelt me dat het 4 graden is. Door het donker begeef ik me richting de Sumo's. Er zijn nog geen andere passagiers als we vertrekken, maar we doen een rondje door het dorp. Bij het eerste huis stapt een jongen van een jaar of 20 in. Bij het volgende huis springt hij over de schutting en haalt een vriend van hem op. Zo gaat het in totaal 7 keer. Bij de eerste stop voor thee spreken ze me aan en stellen de gebruikelijke vragen. Natuurlijk ben ik ook nieuwsgierig. Het blijkt dat ze inderdaad vrienden zijn en een paar dagen op vakantie gaan. Na de stop is de slaperigheid wel verdwenen en komen ze los. Het gaat vooral over girlfriends en drinking beer. Sommige dingen zijn overal hetzelfde. We gaan weer terug over de Se La pas, waar het dit keer flink mistig is. Terwijl we verder naar beneden razen, lees ik verschillende creatieve waarschuwingsborden. 'Don't rally in the valley' en persoonlijke favoriet: 'Be gentle on my curves.' Boven ieder bordje staat BRO, wat ik opvat als een vooruitstrevende manier van aanspreken. Later blijkt echter dat het staat voor Border Roads Organization.

image

Rond een uur of 2 komen we aan in Bomdilla. Eerst regel ik vervoer voor de volgende dag. Er gaan bussen (Jeej!), maar alleen 's nachts (owh). Dat wil ik mezelf niet aandoen. De andere optie is een Sumo, waar alleen nog plek achterin is. Hmm, vooruit dan. Maar wel in het midden, zodat ik niet weer nekpijn krijg. Daarna is het tijd om een slaapplaats te regelen. Ik heb gehoord dat ze die in het klooster hebben, maar helaas is dat al vol. Bij de Government Tourist Lodge krijg ik te horen dat ze ook niks hebben. Te vies blijkbaar. Gelukkig weet mijn taxi-chauffeur een hotel waar ze wel plek hebben.

Vanuit Bomdilla ga ik de volgende dag, achterin de Sumo, verder richting Itanagar. Naast me zit weer eens een Sumo-worstelaar. Deze heeft daadwerkelijk het postuur van een sumo-worstelaar, dus dat win ik niet. Gelukkig stapt hij al snel uit en zitten we het meeste van de weg met 3 man achterin. Op de bank voor me zitten twee jongens en een meisje van een jaar of 14. Bij de eerste stop hoor ik dat ze op weg zijn naar een talentenjacht. Eentje gaat schilderen, de ander zingen en het meisje dansen. Ze zijn nogal uitgelaten en zingen keihard mee met de muziek. Ik vraag me af wat de jury te zeggen heeft over degene die gaat zingen.

image

De rit gaat door een vallei met aan beide kanten steile bergen van meer dan 1000 meter hoog, volledig begroeid. Helaas is het vanuit achterin de Sumo lastig te zien. Slapen is ook niet echt een optie, door de scherpe bochten en slechte weg stuiter je zo op schoot bij de buurman. Al snel begin ik me te vervelen, want wat doe je dan? Na bijna 5 uur lang stuiteren heb ik het antwoord nog niet gevonden. Daarna rijden we gelukkig het laagland in, waar de weg beter is. Het lukt zowaar om eventjes te slapen. Al snel word ik wakker omdat we stoppen. Lekke band. Dat gebeurt vaker denk ik, want de chauffeur heeft het binnen 20 minuten gefixt.

Bij een controlepost moet ik mijn vergunning laten zien. Er wordt bedenkelijk gekeken en een superieur bijgehaald. Waar mijn gids is? Er staat inderdaad op dat ik met gids moet reizen. Iets wat ik en andere agenten tot nu toe hebben genegeerd. Een beetje bluf en het noemen van de Deputy Commissioner (de boss) doen gelukkig wonderen. Ik moet me in Itanagar wel registeren bij het politiebureau. Na meer dan 10 uur rijden en verveling achterin de Sumo komen we daar aan. Op het bureau weten ze niet zo goed wat ze met me moeten. 'So what do you want from me, sir?' Tja, weet ik ook niet. Meneer de hoofdinspecteur wordt erbij gehaald, het type ondoorgrondelijke agent. Op een onderkoelde toon is het: 'Permit. You from, where? You go now.' Ehm bedankt, denk ik. Na dit gezellige gesprek is het tijd voor de gebruikelijke middagactiviteit. Hotel en Sumo regelen. Bij de Sumo's krijg ik te horen dat ik twee opties heb. Vertrek om 5.30, plaats achterin. Of 10.30 en op de middelste bank bij het raam. Niet al te lastig.

Vlakbij de Sumo's staat een hele rits hotels. Ik weet een vrij moderne te vinden, met tv op de kamer. Uitgeput zap langs de bijna 400 kanalen en kijk een James Bond film, waarna ik snel in slaap val. Dat betekent ook dat ik 's ochtends weer vroeg wakker ben. Ik bel de roomservice voor ontbijt en lees de krant die onder de deur door is geschoven. De Arunachal Times. Er gaat een heel stuk over wanstanden van het leger in een dorp in een ander gedeelte van de regio. Er zijn hier verschillende groeperingen actief die hun eigen staat willen hebben. Niet los van India, maar los van de deelstaat waar ze nu toe behoren.

Terwijl ik bij de Sumo sta te wachten, raak ik in gesprek met een jongen uit Ziro, mijn volgende bestemming. Hij belt zijn oom die een homestay heeft. Mooi, mijn slaapplek is geregeld. Zelf gaat hij niet mee, hij komt zijn moeder naar de Sumo brengen. Als we instappen blijkt dat ze naast me zit. Geen worstelen dit keer. Sterker nog, we zitten maar met 3 op de middelste bank. Onderweg blijkt dat ik er een Sumo-moeder bij heb. Ik krijg appels aangeboden en word meegenomen naar een restaurant zodra we stoppen. Ze betaalt zelfs voor m'n lunch en weigeren heeft geen zin.

Tijdens de rit kan ik weer uit het raam kijken en geniet volop van het uitzicht. Een rivier, stuwmeer en bergen met laag zonnetje erachter zijn vermaak genoeg voor een uurtje of 5. Naast het raam zitten heeft nog een ander voordeel: houvast. En dat is hier nodig. Aan de rivierkant van de weg zijn hele gedeeltes weggespoeld. Aan de bergkant zijn talloze aardverschuivingen te zien, waarvan de rotsblokken op de weg liggen. Op sommige stukken is het asfalt nog te zien, maar meestal bestaat de weg uit niet meer dan wat stenen en gruis. Er wordt me verteld dat de moesson hier flink heeft huisgehouden, met overstromingen en zelfs doden tot gevolg. Ik ben blij dat ik hier in het droogseizoen ben.

In Ziro word ik opgepikt en al snel ben ik bij twee aardige mensen in huis. Mijn slaapkamer en de badkamer zijn in het stenen gedeelte. Na me te hebben opgefrist word ik naar het bamboe gedeelte een paar meter verderop verwezen. In het midden staat een grote ketel op het vuur. Het is eind van de middag en het begint koud te worden. Ik ben blij met mijn rieten krukje bij het vuur en een kop thee. Er komt een Japanse reiziger binnen en samen met hem en onze gastheer hebben we het over de regio en verschillende culturen. Ondertussen gaan er grote stukken vlees op een rooster boven het vuur.

De ochtend begint weer bij het vuur, met een kop thee en biscuitjes. Daarna word ik naar buiten gedirigeerd. Wat ik gisteravond niet heb gezien, wordt nu duidelijk. Ze hebben een terras met prachtig uitzicht over de vallei. De rijstvelden zijn droog en lijken bijna tarwe. Daarachter zijn de groene heuvels met dennenbomen te zien. In de ochtendzon begin ik op te warmen. Er zijn slechtere plekken voor ontbijt.

image

Niet lang na het ontbijt komt mijn gids aan. We gaan een rondje door de vallei doen. Hong is het dichtstbijzijnde en grootste Apatani dorp, de stam in deze vallei. In de hoofdstraat zijn enkele betonnen huizen te zien, maar verder is alles van hout en vooral bamboe. Voor zeker de helft van de huizen staat een witte vlag met een rode zon, een soort simpele totempaal en een klein altaar van bamboe. Het is van het hier traditionele zon- en maangeloof. Ik vraag honderduit over het geloof, maar echt veel krijg ik niet uit m'n gids, ondanks dat hij zelf uit het dorp komt. Hij wijst vooral altaren aan en zegt dan: 'altar'.

image

In het dorp lopen ook aan aantal oude vrouwen rond, allemaal met tatoeages op hun gezicht en grote neuspluggen. Op mijn vraag waarom ze er zo uitzien, krijg ik het antwoord: 'tradition'. Het is redelijk frustrerend om zo'n andere cultuur te zien en er weinig van te snappen. Terwijl we door het dorp lopen, komen we langs het huis van mijn gids. Ook deze is helemaal van bamboe en heeft een vuurplaats in het midden. Een stukje verderop gaan we binnen bij een familielid. Hier hangen 10 of 12 schedels van buffels boven elkaar. Ik begrijp dat de buffels de afgelopen jaren geofferd zijn bij een festival.

image

Niet veel later komen we langs drie oude mannetjes die in de schaduw zitten. Ik word erbij gevraagd en met een van hen kan ik wat Engels praten. Ik begrijp dat ik de eer heb om het stamhoofd van een van de clans in het dorp te ontmoeten. Hij moet al een jaar of 60/70 zijn, maar z'n haar is nog altijd zwart. Als ik vraag hoe hij dat doet is het antwoord: 'Always wear hat'.

Na het Hong village is het tijd om de vallei verder te verkennen. We komen langs de plek waar ieder jaar een groot muziekfestival wordt gehouden. In een bos zien we enorme stenen en een soort grot, waarvan (ondanks een bordje met uitleg) de betekenis me ontgaat. Ergens langs de weg zie ik opeens een aantal bamboe constructies met schedels. Het blijkt de begraafplaats van de vallei te zijn, met altaren erbij. Ik heb het gevoel ergens diep in de jungle de waarschuwingssignalen van een bloeddorstige stam te hebben gevonden. In de buurt staat ook een zon-en maantempel. Ik ben gelijk enthousiast, maar mijn gids reageert nogal koeltjes. Als we bij de tempel naar binnen kijken snap ik waarom: leeg, afgezien van wat matjes. Op onze weg terug naar de homestay, komen we weer door verschillende bamboedorpjes. Overal zijn de totempalen en altaren te zien.

image

De volgende ochtend zit ik weer te ontbijten op het terras, als een buurjongen erbij komt zitten. Z'n Engels is goed en al snel blijkt dat hij antropologie studeert. Een ding is zeker, dan zit je hier goed. Hij legt me uit dat van veel gebruiken en tradities ze niet meer weten waarom ze er zijn. De gezichtstatoeages zijn waarschijnlijk ooit begonnen om de vrouwen lelijker te maken, zodat de naburig stam ze niet weg zou roven. Zo'n 50 jaar geleden is het verboden, waardoor het alleen nog bij de oude vrouwtjes te zien is. Ook over het lokale geloof kan hij wat vertellen. De zon is vrouwelijk en staat voor schepping. De maan is mannelijk en staat voor bescherming. De altaren bij de huizen zijn vruchtbaarheidsaltaren. Andere altaren zijn voor de geesten van overleden voorouders. Als iemand ziek is, wordt er een gekookt ei doormidden gesneden. Daarin kan een priester zien wat een overleden voorvader nodig heeft. Vaak is dat het offeren van eieren, een kip of zelfs buffel.

Een van de andere buren komt erbij zitten. Z'n eerste vraag aan mij: 'Do you want to kill pig?' Ehm, wacht... verstond ik dat goed? Jazeker, ze gaan vandaag twee varkens slachten. Hij legt me uit wat de traditionele manier is (details zal ik jullie besparen). Ik ben blij om te horen dat het nu wat netter gaat. Maar nee bedankt, ik heb andere dingen te doen. De vele reisdagen hebben er flink ingehakt en ik ga lekker op het terras zitten lezen. Terwijl de varkens worden geslacht, komen er meer buren aanlopen. Sommigen om te helpen, anderen voor een praatje. Blijkbaar heeft iedereen zin in een vers stukje vlees. Ik raak aan de praat met een vrouw die bekeerd is tot het Christendom (evenals mijn gastheer en -vrouw). Ze zijn de eerste generatie Christenen hier in de vallei. Ik vraag waarom ze bekeerd zijn. Het antwoord is bijzonder praktisch. Met het zon - en maangeloof zijn er vaak offers nodig, wat een hoop geld kost. In het Christendom is dat niet nodig, 'just pray'.

Aan het eind van de middag doe ik een rondje door het dorp en de velden vlakbij. Alles is goudgeel verlicht door de zon. In de zomer schijnt het hier nog mooier te zijn, dan zijn alle rijstvelden groen en staan de bloemen in bloei. Als ik terugkom zit de hele buurt al bij het vuur. Het vel van een van de varkens hangt er uitgespreid bij om te drogen. Ik krijg een krukje en een bord. Er worden stukken vlees uit een grote pan gehaald, in het vuur gebraden en daarna uitgedeeld. Ik krijg iedere keer te horen wat er mijn kant op komt. 'Liver, very tasty'. Oké, die krijg ik wel weg. 'Intestines (darmen), is like bacon'. Ja, dat klopt. Het idee is minder prettig. Het volgende stuk vlees herken ik zelf aan de buisjes. Met moeite krijg ik het stuk hart weg. Dit had ik kunnen weten toen ze het varken gingen slachten. Gelukkig kan ik het wegspoelen met de zelfgebrouwen pruimenwijn. 'Good for digestion'.

image

Bij het ontbijt de volgende ochtend heb ik hetzelfde probleem. De gebakken rijst lukt nog wel, maar 's ochtends krijg ik echt geen ingewanden weg. Vertwijfeld probeer ik te bedenken wat ik met mijn bakje vlees moet. In het vuur gooien is ook zowat. Ik probeer een paar stukjes, van harte (haha, HARTe) gaat het niet. Gelukkig gaat mijn gastvrouw even naar buiten en zit ik alleen bij het vuur. Snel schep ik het meeste vlees terug in de pan en laat een paar stukjes over. Als ze terugkomt vraagt ze of ik nog meer rijst wil. Ja, graag! En nog meer vlees? Nee bedankt, ik heb nog. Glimlach. Ik hoop maar dat ze niets door heeft.

Na het ontbijt ga ik er zelf op uit, richting de dorpjes die ik nog niet gezien heb. Het ene dorpjes is wat moderner dan het andere. Maar bijna alles is toch van bamboe en overal zijn de altaren te zien. In de meeste dorpjes is het rustig, afgezien van wat spelende kinderen of mannen die een huis bouwen. Ik krijg vooral verbaasde blikken, wat doet dat witte geval in ons dorp? Ik probeer een aantal keren een praatje te maken, maar Engels wordt hier niet gesproken en mijn Apatani is ook niet al te best. Het blijft bij wat gebaren en glimlachen.

Om weg te komen uit Ziro, is het weer tijd voor een Sumo dag. Met de vrouw naast me hoef ik gelukkig niet te Sumo-worstelen. Wel krijg ik Paan aangeboden. Paan is een combinatie van Areca noot en betelblad waarop wordt gekauwd. In heel Azië wordt het gebruikt voor een licht stimulerend effect. Later onderzoek leert me dat er allerlei combinaties zijn, sommigen met tabak en anderen voor een frisse adem. Het vaak rode sap wordt uitgespuugd, wat er nogal vies uitziet.

Ik heb nog nooit Paan gehad en stop de noot direct ik m'n mond. Gelach en hoofdschudden zijn het gevolg. Het wordt me voorgedaan. Een beetje wit slijmerig spul gaat op het blad als bindmiddel. De hele noot (wat vooral in deze streek gebruikelijk is) wordt op het blad gelegd en alles wordt tot een klein pakketje dichtgevouwen. Daarna stop je het pakketje aan de binnenkant van je wang. Ik sabbel er een tijdje op, maar er gebeurt weinig. Opeens krijg ik nog een pakketje aangeboden. Oh, ik had er dus op moeten kauwen. Dat begin ik dus maar te doen. Het effect is nogal vreemd. Mijn hele mond raakt verdoofd. Alsof ik een kies heb laten trekken bij de tandarts. Een uur lang ben ik erg wakker en wat licht in m'n hoofd. Daarna ben ik vooral moe en val ik in slaap. Een bijzonder tripje in de Sumo.


 

4 Reacties

  1. Steef:
    5 december 2018
    Goed verhaal!! Maar uhm, zo veel kou en al jouw warme spullen hier 😅🤔
  2. Ellen Scherpenisse:
    6 december 2018
    Wat schrijf je toch beeldend en leuk, mijn complimenten hoor! Mooie avonturen👍
  3. Marijn:
    9 december 2018
    Dankjewel Ellen, leuk om te horen! Het Noordoosten hier was zeker avontuurlijk!
  4. Marijn:
    9 december 2018
    Steef, gelukkig heb ik nog steeds een hoop warm spul bij me. Waarschijnlijk heb ik dat volgende week in Bhutan ook nodig